Lokale heffingen

In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is bepaald dat de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste bevat:

  • de geraamde inkomsten;
  • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
  • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerktstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehandteerd;
  • een aanduiding van de lokale lastendruk;
  • de beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

1.1 Beleidsuitgangspunten

Belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk tarievenbeleid zijn:

  • Het toepassen van een jaarlijkse indexering;
  • Rekening houden met de areaaluitbreiding;
  • Het hanteren van, daar waar mogelijk, maximale kostendekkendheid.

1.1.1 Indexering

In de Kadernota 2020 is als uitgangspunt neergelegd dat wordt uitgegaan van een index van 1,8% op inkomsten en 0,9% voor de uitgaven. De onroerende-zaak belasting voor woningen en niet-woningen, honden- en toeristenbelasting zullen alleen met de inflatiecorrectie voor inkomsten worden verhoogd. Voor de retributies (gemeentelijke diensten tegen betaling, zoals afvalstoffenheffing, rioolheffing en leges) geldt als uitgangspunt dat deze tarieven maximaal 100% kostendekkend zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de index op uitgaven van 0,9% en een index op bijdrage aan gemeenschappelijke regelingen van 2,2%.

1.1.2 Areaaluitbreiding

De groei van het aantal woningen is voor 2021 vastgesteld op 438 woningen. Dit is iets lager dan waar bij de Kadernota 2020 van uit is gegaan. Voor de Onroerende-zaak belasting heeft dit ook tot gevolg dat de bouwgronden, die onder het niet-woningen tarief vallen, verder zullen afnemen. Het aantal woningen, inclusief de ondergrond worden voor het tarief Onroerende-zaak belasting woningen aangeslagen.

1.2 Overzicht belastingen en heffingen

In de Gemeentewet en een aantal bijzondere wetten is geregeld welke heffingen (belastingen en retributies) de gemeente mag heffen.

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende gemeentelijke heffingen geheven:

  • onroerende-zaakbelastingen;
  • afvalstoffenheffing;
  • rioolheffing;
  • hondenbelasting;
  • toeristenbelasting;
  • leges.

1.2.1. Geraamde opbrengsten belastingen 2021-2024

In onderstaande tabel en grafiek zijn aangegeven de geraamde opbrengsten voor de komende jaren.

Tabel 1.2.1 Geraamde opbrengsten

bedragen * € 1.000

2021

2022

2023

2024

OZB eigendom woningen

7.067

7.270

7.541

7.823

OZB eigendom niet-woningen

2.049

1.791

1.829

1.867

OZB gebruik niet-woningen

1.285

1.134

1.155

1.176

Leges

3.672

3.651

3.671

3.691

Afvalstoffenheffing

7.468

7.668

7.668

7.668

Rioolheffing

5.245

5.349

5.451

5.554

Hondenbelasting

211

139

144

150

Toeristenbelasting

205

208

211

214

Totale opbrengst

27.202

27.211

27.670

28.143

Grafiek 1.2.1 Belastingopbrengsten 2021

1.3 Landelijke ontwikkelingen

1.3.1 Waarderen van woningen op gebruiksoppervlakte

Sinds 1 juli 2011 is het verplicht de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) te gebruiken binnen de WOZ-administratie. Dit geldt echter niet voor de gebruiksoppervlakte. Woningen binnen de gemeente worden op dit moment nog gewaardeerd op basis van de inhoud. In september 2016 heeft de Waarderingskamer het besluit genomen dat, met een overgangstermijn van vijf jaar, alle woningen verplicht moeten worden gewaardeerd op basis van de gebruiksoppervlakte van de BAG. Het besluit van de Waarderingskamer om hier op over te gaan, sluit veel beter aan op de beschikbare openbare gegevens. De marktinformatie die wij gebruiken bij het waarderen van woningen is in de meeste gevallen gebaseerd op de gebruiksoppervlakte van de woning. Daarnaast is het in het kader van het stelsel van basisregistraties 'eenmalige inwinning, meervoudig gebruik' een logische stap. Wij zijn hard bezig om de WOZ-administratie tijdig op orde te krijgen zodat de waardering voor het belastingjaar 2022 op basis van de gebruiksoppervlakte uitgevoerd kan worden.

1.3.2 Correspondentie via MijnOverheid

Sinds februari 2017 worden via de berichtenbox van MijnOverheid aanslagbiljetten verzonden. Inmiddels heeft ruim 41% van de belastingplichtigen zich hiervoor aangemeld en ontvangt dus de aanslag gemeentelijke belastingen in de berichtenbox van MijnOverheid.

1.3.3 Benchmark woonlasten

Het Rijk heeft met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afgesproken dat vanaf 2020 een benchmark woonlasten wordt ingevoerd om jaarlijks de ontwikkeling van de lokale lasten inzichtelijker te maken. Deze benchmark wordt uitgevoerd door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO), onderdeel van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. De benchmark is opgenomen in de Atlas van de lokale lasten 2020.

Uit de benchmark blijkt dat onze gemeente in 2020 voor een meerpersoonshuishouden op plaats 319 staat en dat de mutatie in de woonlasten op het landelijk gemiddelde van 5% ligt.

1.4 Belastingvoorstellen 2021

De tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen worden later dit jaar door de gemeenteraad vastgesteld. In het voorstel voor de tarieven wordt uitgebreid ingegaan op de diverse belastingen en heffingen. Onderstaand een samenvatting van de belangrijkste voorstellen:

1.4.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)

Onder de naam OZB worden op basis van artikel 220 t/m 220h van de Gemeentewet drie belastingen geheven, namelijk:

  1. OZB van de eigenaren van woningen;
  2. OZB van de eigenaren van niet-woningen;
  3. OZB van de gebruikers van niet-woningen.

De belasting wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde, rekening houdend met vrijstellingen voor de heffing van de OZB. De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2021 worden de onroerende zaken gewaardeerd naar waardepeildatum 1 januari 2020. De marktanalyse geeft aan dat de marktontwikkeling, zoals die bekend is op 1 juli 2020, voor woningen een waardestijging geeft van 5%. Voor niet-woningen blijkt dat er wederom sprake is van een waardedaling van gemiddeld 1,5%. De waardeontwikkeling is berekend ten opzichte van de waarden naar peildatum 1 januari 2019.

Er bestaat een relatie tussen de OZB en de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Eén van de maatstaven bij de verdeling van de algemene uitkering is de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit is gelijk aan de totale waarden waarover de gemeente OZB kan heffen, zowel voor woningen, als voor niet-woningen. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt dat 4,0% van de OZB-capaciteit onbenut blijft. Landelijk is dit percentage 1,4% (bron: waarstaatjegemeente.nl).

1.4.1.1. Ondernemersfonds

In 2016 is besloten om het Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp voort te zetten tot en met belastingjaar 2021. Daarom worden ook dit jaar de opbrengst en daarmee de tarieven voor de niet-woningen voor belastingjaar 2021 verhoogd met € 50 per € 100.000 aan heffingsgrondslag. 40% komt voor rekening van de gebruikers, 60% wordt in rekening gebracht bij de eigenaren. Deze meeropbrengst wordt afgedragen aan het Ondernemersfonds Pijnacker Nootdorp (OFPN).

Bij de vaststelling van de tarieven voor 2021 worden de tarieven berekend naar de op dat moment bekend zijnde waardeontwikkeling.

1.4.2 Afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing wordt opgelegd aan degene die gebruik maakt van een perceel, waarvoor, als gevolg van artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De afvalstoffenheffing dient ter bestrijding van de kosten van het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval.

Voor de afvalstoffenheffing is een actuele opstelling gemaakt van de kosten die volgens de huidige inzichten en de methodiek van kostentoerekening mogen worden betrokken bij een kostendekkende tariefstelling afvalstoffenheffing. In de Nota Lokale Heffingen heeft de raad bepaald dat het taakveld afvalinzameling 100% kostendekkend moet zijn. Wettelijk gezien mogen de baten de kosten niet overstijgen, dus is 100% kostendekkendheid het wettelijk maximum. Uitgaande van de door de VNG uitgebrachte notitie kostenonderbouwing afvalstoffenheffing is het model kostenonderbouwing als volgt:

Tabel 1.4.2 Model kostenonderbouwing afvalstoffenheffing

Onderdeel

Activiteit

Toerekening

Inzameling

DVO Avalex

100%

Exploitatie inzamelmiddelen

100%

Straatvegen

25%

Straatreiniging

25%

Beleid

Personele kosten

100%

Perceptiekosten directe kosten

100%

Perceptiekosten uren

100%

Onderzoek en advies

100%

Overig

BTW verrekening

max € 1,1 mln

Kwijtscheldingen

100%

Overhead

100%

Uitgangspunt van de gemeente Pijnacker-Nootdorp voor de inzameling van huishoudelijk afval is volledige kostendekkendheid. Dit betekent dat alle begrote kosten in bovenstaand overzicht worden doorberekend aan de eindgebruiker. Bij vaststelling van de Begroting 2020 is door de raad een amendement aangenomen waarin besloten is voor 2020 en 2021 incidenteel een lagere kostendekkendheid toe te staan van respectievelijk € 500.000 en € 200.000. Dit betekent voor 2021 een kostendekkendheidspercentage van 97,5%.

Na actualisatie van de cijfers voor de Begroting 2021 resulteert op het taakveld afvalinzameling een tekort van € 460.000 t.o.v € 500.000 tekort in 2020. Hiervan wordt € 200.000 gedekt uit de stelpost lastenverlichting vanuit het eerder genoemde amendement. Het resterende tekort van € 260.000 wordt verhaald op de eindgebruiker met als gevolg dat de tarieven 2021 stijgen met 5,9% t.o.v het (verlaagde) tarief van 2020.

De begrote opbrengst, kosten en kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing is als volgt:

Tabel 1.4.2.a Overzicht begroting afvalstoffenheffing

(bedragen x € 1.000)

directe kosten loon & mat.

directe kosten afdrachten

indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Netto opbrengsten

Kostendekkend-heid

1.444

6.210

173

160

7.468

97,5%

1.4.3 Rioolheffing

De rioolheffing wordt geheven op grond van artikel 228a van de Gemeentewet. Rioolheffing is een bestemmingsbelasting en dient als bekostigingsinstrument van de gemeentelijke watertaken. Deze watertaken zijn het inzamelen, zuiveren en transporteren van huishoudelijk afvalwater, het inzamelen en transporteren van bedrijfsafvalwater en het inzamelen en verwerken van hemelwater. De kosten die hiervoor gemaakt worden, worden met de rioolheffing verhaald op de gebruikers van woningen en niet-woningen.
Het model kostenonderbouwing voor de rioolheffing is al volgt:

Tabel 1.4.3 Model kostenonderbouwing rioolheffing

Onderdeel

Toerekenen

Rekenkundig of zakelijk

Toelichting

Riolering algemeen

100%

R

Hoofdgemalen

100%

R

Rioolgemalen

100%

R

Vrijverval riolering

100%

R

Drukriolering

100%

R

Reparaties drukriolering

100%

R

Grondwater

100%

R

Lasten rioolheffingen

100%

R

BTW exploitatie

100%

R

BTW investeringen

max €300.000

R

Kwijtscheldingen

100%

R

Voorziening riolering

100%

R

[1]

Voorziening baggeren

75%

Z

[2]

Straatvegen

25%

Z

[3]

Overhead

75%

Z

[4]

[1] De eerste aanleg van riolering in nieuwbouwwijken wordt gefinancierd uit de betreffende grondexploitatie. In het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) is vastgesteld dat voor de vervanging van deze investeringen een voorziening wordt getroffen. Deze wordt jaarlijks gevoed op basis van de in het GRP opgenomen berekening.

[2] Voor het baggeren van de watergangen is een beheerplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de uit te voeren werkzaamheden hoofdzakelijk te maken hebben met doorstroming, berging, peilbeheer. De kosten worden voor 75% ten laste van het product riolering gebracht.

[3] De kosten voor het schoonhouden van wegen (veegkosten) dragen in belangrijke mate bij aan het onderhoud en de goede werking van de riolering. Er zijn nog geen metingen verricht naar de mate hiervan. Vooralsnog lijkt een bijdrage van tenminste 25% op het product riolering reëel.

[4] Onder ‘overhead’ worden hier o.a. verstaan de personele inzet op product rioolheffing vanuit de disciplines: communicatie, financiën, DIA, KCC, administratie, onderzoek & advies, meldpunt wijkbeheer, communicatie/PR, behandeling bezwaren (handhaving en heffing), cursussen/bijeenkomstkosten, lidmaatschappen, abonnementen/literatuur, etc. Het overheadbedrag wordt jaarlijks berekend, hiervan wordt 75% toegerekend aan het product riolering.

Het tarief is een vast bedrag voor maximaal 400 m³ afgevoerd afvalwater. Van huishoudens wordt dit vaste bedrag geheven. Voor iedere 50 m³ afgevoerd afvalwater of een gedeelte daarvan boven 400 m³ geldt een opslag. Deze opslag geldt voor de zgn. grootverbruikers. In overeenstemming met het geldend Gemeentelijk RioleringsPlan 2018-2021 blijft het tarief voor 2021 onveranderd.

Ook voor de rioolheffing wordt in de begroting voor wat betreft de groei van het aantal objecten gerekend met het aantal bouwvergunningen van 2 jaar geleden (t-2).

De uitvoering van de gemeentelijke watertaken is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In mei 2018 is het GRP 2018-2021 vastgesteld. De begrote opbrengst, kosten en kostendekkendheid is als volgt:

Tabel 1.4.3.a Overzicht begroting rioolheffing

(bedragen x € 1.000)

Directe kosten loon & mat.

Directe kosten afdrachten

Indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Opbrengsten

Kosten-dekkend-heid

Rioolheffing

4.738

356

171

20

5.245

100%

1.4.4 Hondenbelasting

De hondenbelasting wordt geheven op grond van artikel 226 van de Gemeentewet. De hondenbelasting is een algemene belasting. Dit houdt in dat de gemeente vrij is in de besteding van de opbrengst. Er hoeft geen relatie met de kosten te zijn. De hondenbelasting van Pijnacker-Nootdorp is een progressief tarief. Dit houdt in dat voor een tweede en derde hond een hoger tarief geldt dan voor een eerste hond. Voor 2021 zijn de geraamd opbrengsten van € 211.000 berekend op basis van het werkelijk aantal honden op 01-07-2020.

1.4.5 Toeristenbelasting

Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet wordt toeristenbelasting geheven van personen die verblijf houden binnen de gemeente en die niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn ingeschreven. De gemeente kan de aanslag toeristenbelasting opleggen aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt. In de begrote opbrengst 2021 van € 205.000 is geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen rond de huidige corona-crisis. Eventueel gederfde inkomsten als gevolg van de corona-crisis worden gecompenseerd via de algemene uitkering.

1.4.6 Leges en kostendekkendheid van de leges

Leges worden op grond van artikel 229 van de Gemeentewet geheven ter zake van het genot van of vanwege het door gemeentebestuur verstrekte diensten. Deze diensten zijn zeer divers en zijn limitatief opgenomen in de legesverordening en in drie titels onderverdeeld, namelijk:

Tabel 1.4.6 Legesverordening

Titel 1

Burgerzaken + overige leges

Titel 2

Wabo

Titel 3

Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn

De diverse leges die worden geheven worden voor 2021 allereerst met de inflatiecorrectie voor uitgaven verhoogd. De tarieven die van rijkswege worden bepaald of gemaximeerd, zullen meer of minder dan deze correctie stijgen. Daarna wordt de kostendekkendheid berekend. Indien de kostendekkendheid meer is dan 100% worden de tarieven aangepast. Binnen titel 1 en titel 2 is kruissubsidiering toegestaan tussen de verschillende hoofdstukken.

1.4.6.1 Titel 1 Algemene Dienstverlening

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 1 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1 Model leges titel 1, hoofdstuk 1 tot en met 4

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten:

Receptie

65%

Administratie

90%

Burgerlijke Stand

90%

Balie burgerzaken

90%

Callcenter

43%

Inhuur

100%

Beheerder E-loket

80%

Medewerker belastingen/leges

10%

Applicatie Beheer

80%

Kennisbeheer

40%

Afdracht rijkskosten

100%

Materiaal en productkosten

100%

Tabel 1.4.6.1 a Model kostenonderbouwing leges titel 1 hoofdstuk 5 tot en met 15

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 1, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1.b Kostendekkendendheid Leges Titel 1

Titel 1 Algemene dienstverlening

Lasten

Baten

Kostendekking

hoofdstuk

1

Burgerlijke stand

38.303

36.000

94,15%

hoofdstuk

2

Reisdocumenten

256.026

234.111

91,44%

hoofdstuk

3

Rijbewijzen

268.152

264.360

98,59%

hoofdstuk

4

Verstrekkingen uit de Basisregistratiepersonen

7.370

7.005

95,05%

hoofdstuk

5

Vervallen

0

0

0,00%

hoofdstuk

6

Vastgoedinformatie

0

0

0,00%

hoofdstuk

7

Overige publiekszaken

24.202

22.704

93,81%

hoofdstuk

8

Gemeentearchief

0

0

0,00%

hoofdstuk

9

Huisvestingswet

3.430

3.355

97,81%

hoofdstuk

10

Leegstandwet

0

0

0,00%

hoofdstuk

11

Vervallen

0

0

0,00%

hoofdstuk

12

Kansspelen

57

53

92,98%

hoofdstuk

13

Telecommunicatie

33.292

24.981

75,04%

hoofdstuk

14

Verkeer en vervoer

42.277

40.100

94,85%

hoofdstuk

15

Diversen

1.965

1.904

96,90%

Kostendekking Titel 1

675.074

634.634

94,01%

1.4.6.2 Titel 2 WABO

Er is gerekend met de gemiddelde areaaluitbreiding van 438 woningen voor 2021. Gebleken is ook dat de bouwsom van de diverse bouwprojecten is gestegen. De leges betreffen een percentage van de bouwkosten. Hierdoor is er spraken van een hogere begrote legesopbrengst dan waarin bij de kadernota van 2020 rekening is behouden. Om alle omgevingsvergunningen te kunnen toetsen, verstekken en toezicht te houden op de bouwactiviteiten is extra personeel nodig. Ook hiervoor is een inschatting gemaakt.

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 2 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2 Model kostenonderbouwing leges titel 2

Onderdeel

Omschrijving

Toerekening

Personeelskosten

ODH

10%

Accountteam

10%

Plantoetsers

100%

Applicatiebeheerder

100%

Administratieve ondersteuning

100%

Teamleider bouw

50%

Informatie WABO

100%

Behandeling principeverzoeken

25%

Inhuur

100%

Toezichthouders

70%

Ontheffingen/Vergunningverlening

90%

Aanlegvergunningen

100%

Bezwaar/beroep

0%

Straatnaamgeving

35%

Bestemmingsplanwijzigingen op verzoek

100%

Belastingen

6%

Overige kosten

Adviezen/onderzoek derden

100%

Brandweer conform begroting VRH

100%

Overige goederen en diensten

100%

Welstandscommissie

100%

De tarieven voor de omgevingsvergunningen zullen met de inflatiecorrectie worden opgehoogd omdat de kostendekkendheid niet boven de 100% uitkomt.

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 2, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2.a Kostendekkendheid Leges Titel 2

Titel 2 Fysieke leefomgeving / omgevingsvergunning

Lasten

Baten

Kostendekking

hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

0

0

0,00%

hoofdstuk

2

Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag

0

0

0,00%

hoofdstuk

3

Omgevingsvergunning

2.638.018

2.555.547

96,87%

hoofdstuk

4

Vermindering

0

0

0,00%

hoofdstuk

5

Verhoging

0

0

0,00%

hoofdstuk

6

Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

0

0

0,00%

hoofdstuk

7

Bestemmingsplanwijzigingen

1.999

1.083

54,17%

hoofdstuk

8

In deze titel niet benoemde beschikkingen

0

0

0,00%

Kostendekking Titel 2

2.640.017

2.556.630

96,84%

1.4.6.3 Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn.

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 3 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3 Model kostenonderbouwing leges Titel 3

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 3, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3.a Titel 3 Europese dienstenrichtlijn

Totale Kosten

Totale opbrengsten

Kostendekking

hoofdstuk

1

Horeca

10.073

6.621

65,73%

hoofdstuk

2

Organiseren evenementen of markten

6.318

5.747

90,96%

hoofdstuk

3

Markt- en standplaatsgelden

53.805

51.027

94,84%

hoofdstuk

4

Prostitutiebedrijven

0

€ 0

0,00%

hoofdstuk

5

In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

1.938

1.224

63,16%

Kostendekking Titel 3

72.134

64.619

89,58

1.5 Lokale lastendruk

Om de gemiddelde woonlasten in de gemeente te kunnen berekenen, wordt voor de OZB uitgegaan van de gemiddelde woningwaarde in de gemeente. In de gemeente Pijnacker-Nootdorp is de gemiddelde woningwaarde € 315.000 in 2020. De lastendruk bedraagt in 2020 voor een eenpersoonshuishouden gemiddeld € 803 (in 2019 € 777) en voor een meerpersoonshuishouden € 896 (in 2019 € 860). Evenals voorgaande jaren wordt in het raadsvoorstel voor het vaststellen van de belastingtarieven nader ingegaan op de lokale lastendruk.

1.5.1 Woonlasten en tarieven in de regio

Voor de vergelijking van de woonlasten per huishouden van gemeente Pijnacker-Nootdorp met die van de omliggende gemeenten is gebruik gemaakt van de gegevens, zoals gepubliceerd op waarstaatjegemeente.nl

In onderstaand overzicht zijn de gemiddelde woonlasten per huishouden in 2020 weergegeven in gemeente Pijnacker-Nootdorp en in de omliggende gemeenten. In de berekening van de woonlasten zijn meegenomen de onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Voorgaande jaren werden de gemiddelde woonlasten per inwoner in de tabel opgenomen. Deze informatie is echter niet meer beschikbaar.

Tabel 1.5.1

Woonlasten in de regio 2019

Gemiddelde WOZ-waarde

Gemiddelde OZB per huishouden

rioolheffing per huishouden

Afvalstoffenheffing per huishouden

Totaal per huishouden

Vergelijking met P-N

Pijnacker-Nootdorp

315.000

293

228

352

873

100,0%

Delft

272.000

323

220

354

897

102,7%

Lansingerland

318.000

318

249

290

857

98,1%

Leidschendam-Voorburg

274.000

217

174

367

758

86,8%

Midden-Delfland

326.000

392

228

372

992

11,6%

Rijswijk

222.000

207

190

387

784

89,8%

De tarieven van de omliggende gemeenten zijn de volgende:

Tabel 1.5.1 a
Tarieven in de regio 2020

Pijnacker-Nootdorp

Delft

Lansingerland

Leidschendam-Voorburg

Midden-Delfland

Rijswijk

OZB:

Eigendom woning

0,0932%

0,11915%

0,1003%

0,0795%

0,1205%

0,0932%

Eigendom niet-woning

0,2128%*

0,2902%*

0,2325%

0,3821%

0,2267%

0,5546%

Gebruik niet-woning

0,1558%*

0,2273%*

0,1889%

-

0,1627%

-

Afvalstoffenheffing:

1-persoonshuishouden

260

226

232

304

281

292

Meerpersoons-Huishouden

352

354

290

367

372

387

Rioolheffing:

228

220

249

174

228

190

* De tarieven van de betreffende gemeenten zijn inclusief de genoemde opslag voor het ondernemersfonds.

1.6 Indicatoren

1.7 Kwijtscheldingsbeleid

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp kan kwijtschelding worden verleend voor afvalstoffenheffing en rioolheffing, als een belastingschuldige (particulier) financieel gezien niet in staat is om de belastingaanslag te betalen. Of een belastingschuldige in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, wordt beoordeeld aan de hand van een inkomens- en een vermogenstoets op grond van door het Rijk vastgestelde normen. De daarbij te hanteren kosten van bestaan worden vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm. Wanneer bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek blijkt dat belastingplichtige geen betalingscapaciteit heeft, wordt kwijtschelding verleend.

Het aantal kwijtscheldingsverzoeken is ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk gebleven. Kwijtschelding dient volgens de wet te worden verleend op verzoek. Om de administratieve lastendruk te verlagen is een contract afgesloten bij de Stichting Inlichtingenbureau. Dit is een informatieknooppunt, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor gemeenten. Aan dit bureau wordt een bestand toegezonden. Het inlichtingenbureau voert op basis van de vastgestelde normen een controle uit op de inkomsten. Na een interne toets wordt dan bepaald of een belastingschuldige direct kwijtschelding kan worden verleend, zonder dat daarvoor een verzoek hoeft te worden ingediend.

De kosten voor kwijtschelding worden binnen de afvalstoffenheffing en de rioolheffing meegenomen in de berekening van de kostendekkendheid.

1.8 Perceptiekosten

Om belastingen te kunnen heffen en invorderen moeten kosten worden gemaakt. Deze kosten worden perceptiekosten genoemd. De perceptiekosten vormen een criterium om de interne doelmatigheid van de belastingheffing te meten. De perceptiekosten in 2021 bedragen 3,56% .

Tabel 1.8 % Perceptiekosten

2021

2022

2023

2024

% perceptiekosten

3,56

3,56

3,50

3,44